Hoe bakt de bakker?
Voor brood zijn 4 basis-ingrediënten nodig:
- bloem, meel of volkorenmeel
- water of melk
- rijsmiddel (gist of desem)
- (bakkers)zout
De bakker gaat een volkorenbrood bakken. Zo gaat hij te werk:
- De bakker schept zo veel volkorenmeel als nodig uit een zak of bak.
- De bakker voegt wat gist toe.
- En water.
- Er moet ook zout in. Vaak kiest de bakker voor bakkerszout.
- Alles wat in het brood moet (dit heten ingrediënten) gaan bij elkaar in de kneder;
- Het deeg wordt in stukken afgewogen en in een bolvorm gebracht om te rijzen. Dat kan een bakker met de hand doen, of met een opbolmachine. Daarin rollen de deegstukken in een soort omgekeerde glijbaan omhoog.
- In een speciale rijskast (waarin het precies warm en vochtig genoeg is) rijzen de ronde deegstukken in ronde netjes. Dit duurt zo’n drie kwartier.
- De gerezen bollen worden platgewalst en opgerold om de luchtbelletjes te verdelen door het deeg.
- De deegrolletjes gaan in een broodblik;
- Nu moet het deeg nog een keer rijzen, voor 60 minuten.
- De bakker controleert tussendoor hoe het gaat,
- Als het deeg voldoende is gerezen, kan de bakker het brood nog mooi maken met zaadjes, vormpjes of door het in te snijden;
- Nu gaat het brood de oven in om te bakken;
- Tijdens het bakken wordt het deeg gaar. Het brood gaat lekker ruiken en de buitenkant kleurt. Het brood krijgt een lekker knapperig korstje. Grote broden zijn in ongeveer een half uur tot drie kwartier klaar. Kleine broodjes hebben maar 10 tot 15 minuten nodig.
- De broden zijn klaar!
Bekijk ook deze video's!